In memoriam Marc de Groot,

vriend en confrater

ik was van glas, o heer,

gij had mij zo geblazen

uit eerlijk en eenvoudig materiaal:

wat witgewassen zand,

wat as van beuk en varen,

natuur in vuur gelouterd

en veredeld

tot felle flitsen

van gespleten licht.

hard weliswaar,

maar kwetsbaar tevens...

en hopeloos doorzichtig.

diep in mij bleef de gloed

van ’t jong en kneedbaar glas,

tot de patine van ontij en getij

de vroegere glans vermoeide,

lood in mijn lome leden lei.

en nu ik dan gebroken ben

in uwe handen,

berg al mijn scherven op

in uw kaleidoscoop.

laat mij, die kleuren lei

op uw altaren,

roosvenster zijn

geprojecteerd

op ’t hemelse jeruzalem.

 

Herman Wauters

[uit de dichtbundel ‘Zin en Weerzin’, 1980]